De schouder is een kogelgewricht opgebouwd uit een grote kop (de humeruskop) en een zeer kleine pan (glenoid). Het glenoid maakt deel uit van het schouderblad. Het sleutelbeen vormt een gewricht met enerzijds het schouderblad en anderzijds het borstbeen.
Dit gewricht is bijzonder mobiel gezien het bestaat uit een grote bol op een kleine pan. Om de bol op de pan te houden zijn er een hele reeks structuren nodig die bestaan uit de gewrichtsbanden (ligamenten) en het labrum. Het labrum is een stevige structuur die aan de rand van het glenoid vast zit en de beenderige pan vergroot waardoor de humeruskop beter op het glenoid wordt gehouden.
De spieren en pezen rond de schouder zorgen voor de beweeglijkheid ervan. De Deltoidspier, de bicepspees en de rotator cuff zijn de belangrijkste. De rotator cuff wordt
gevormd door 4 spieren: de subscapularisspier, de supraspinatus, de infraspinatus en teres minor. Deze vormen samen een kap die over de humeruskop en onder het acromion ligt. De cuff vormt als
het ware het dak van de gewrichtsruimte gevormd door de humeruskop en glenoid. Tussen de cuff en het acromion is er een slijmbeurs (bursa) die het normale glijmechanisme
bevordert.
Dit complex geheel vormt samen het gewricht. Al deze onderdelen dienen perfect synchroon te werken om normaal te kunnen bewegen.
Bij schade aan een van deze structuren wordt het normaal functioneren ondermijnd en kan er pijn ontstaan.
Tot slot kan men zeggen dat het complex schoudergewricht bestaat uit 5 compartimenten. Het glenohumeraal gewricht (schouderkop en -pan), de subacromiale ruimte (boven de cuff en onder het acromion), het acromioclaviculair gewricht (tussen sleutelbeen en acromion) , de thoraco-scapulaire ruimte en het sterno clavicular gewricht (tussen het sleutelbeen en borstbeen). De thoraco-scapulaire ruimte is geen echt gewricht maar de scapula (schouderblad) beweegt tov de borstkas bij het bewegen van de arm en maakt dus inherent deel uit van de schoudergordel.
De bewegingen van de schouder zijn mogelijk door een gezamenlijke, gecoördineerde werking van al deze onderdelen. In elk van deze onderdelen kan een probleem ontstaan die het normaal functioneren van de schouder hindert.
Het klinisch onderzoek is gericht op elk van deze onderdelen om de oorzaak van een dysfunctie te achterhalen.
Grondige kennis van deze anatomie is noodzakelijk om de onderdelen die besproken worden bij de aandoeningen goed te begrijpen. Wij raden u aan geregeld naar dit deel van de anatomie terug te blikken als een pathologie wordt uitgelegd.